zaterdag 11 februari 2012

Pure fotografie is passé

Jonge fotografen voelen zich steeds minder aangetrokken tot een basale toepassing van het medium. In plaats van nauwgezet vast te leggen wat er is en dat vervolgens zonder poespas te reproduceren, gebruiken zij fotografie als middel voor het verbeelden van een idee. Ze versnijden hun foto’s - of die van anderen - om er vervolgens nieuwe beelden mee te maken; knutselen in de studio stellages in elkaar en fotograferen die; ensceneren taferelen of spelen zelf een hoofdrol in hun fotoseries. In de nabewerking wordt vaak drastisch ingegrepen in het beeld dat is vastgelegd. Kortom, fotografie is onderdeel van het creatieve proces. Een middel, geen doel.

Waar dit toe leidt is goed te zien in het Foam-magazine #28 / Talent, dat geheel gewijd is aan het werk van jonge fotografen. Uit de achthonderd portfolio’s die vanuit alle delen van de wereld werden ingestuurd, selecteerde de redactie er vijftien. In hoeverre deze keuze representatief is voor het totale aanbod, kan ik uiteraard niet beoordelen. Ik ga ervan uit dat de jury zich niet door eigen voorkeuren heeft laten leiden maar met deze selectie wil laten zien wat er wereldwijd in de kunstfotografie gaande is.

Vuurvliegjes
Van de vijftien fotografen die zich presenteren, zijn er in mijn ogen drie die de fotografie nog in een min of meer pure vorm gebruiken. Zij nemen de kijker door middel van hun foto’s mee naar een bepaalde plaats en tonen zonder veel omhaal wat zij daar op zeker moment aantroffen. Katrien Vermeire laat bijvoorbeeld zien hoe vuurvliegjes in een Amerikaans bos hun wonderlijke dansen uitvoeren. Ook Mirko Martin voert ons naar Amerika. In Los Angeles fotografeerde hij straatscènes, waarbij hij in het midden laat of we naar het echte leven kijken of naar een filmset. Het meest traditioneel is Ivor Prickett. Hij toont andere, minder sensationele beelden van de revolutie in Egypte dan de tv-journaals ons dagelijks in het gezicht wierpen.

Het feit dat zij alle drie registrerend te werk gingen, wil niet zeggen dat hun foto’s onpersoonlijk of afstandelijk zijn. Of dat er geen onderliggend idee of concept is. Vermeire was het te doen om de haast ongrijpbare schoonheid van de dans van de vuurvliegjes, Martin speelt met de (on)betrouwbaarheid van het fotografisch beeld en Prickett laat zien hoe eenzijdig het beeld is dat we via de media krijgen van ingrijpende gebeurtenissen in de wereld; we zitten er met onze neus boven op, lijkt het, maar we weten eigenlijk nauwelijks wat er echt gebeurt.

Duistere portretten
De andere twaalf portfolio’s illustreren hoe fotografen het medium gebruiken om zichzelf te uiten of om formele thema’s of concepten uit te werken. Zo fotografeerde Fleur van Dodewaard ingenieuze constructies met ronde spiegels en kleurvlakken. Het leverde sterke, esthetische beelden op. Ester Vonplon koos juist voor groezelig, imperfect zwart-wit en roept daarmee een wereld op die ver af staat van de dagelijkse realiteit. Net als de zeer duistere portretten van Alessander Imbriaco. En de reeks vrijwel identieke zelfportretten van Renato Abreu laten een treurige jongeman zien, gehuld in steeds een andere fel gekleurde trui of jas. Een maffe serie over uiterlijk en innerlijk.

Ook in de andere acht portfolio’s is de fotografie ondergeschikt aan het idee, de emotie of het verhaal dat de fotograaf wil vertellen. Fotografie wordt niet gebruikt als venster op de wereld maar als middel om een eigen wereld te creëren. Blijkbaar spreekt deze toepassing van de fotografie steeds meer jonge fotografen aan. Opvallend is dat in het talent nummer van Foam-magazine van 2010 de verhouding tussen ‘pure’ fotografie en fotografie als ‘middel’ nog ongeveer fifty-fifty was.

Multidisciplinair
Hoe zou het komen dat jonge fotografen zich steeds minder aangetrokken voelen tot de klassieke, op registratie gerichte vorm van fotografie? Misschien komt het doordat fotografie binnen het domein van de beeldende kunst vaste voet aan de grond heeft gekregen. Jonge kunstenaars zijn vaak multidisciplinair. Ze kiezen het medium dat het meest geschikt is voor de uitwerking van een bepaald concept. Dat daarbij vaak naar een camera wordt gegrepen is niet vreemd. Fotografie is een relatief eenvoudige en voor elke beurs bereikbare techniek. Bovendien zijn de mogelijkheden in dit digitale tijdperk eindeloos. Het onderscheid tussen fotograaf en beeldend kunstenaar vervaagt.

In de meer traditionele fotografie treedt de fotograaf zelf niet op de voorgrond. Hij bemiddelt tussen de kijker en de wereld waarin wij leven. De klassieke fotograaf gaat schuil achter zijn camera, blijft buiten beeld. En dat is nu net wat de jonge kunstenaar/fotograaf niet wil. Die wil gehoord en gezien worden! En terecht.

Kunstkijken (foto Sietse Postma, 2012)