woensdag 4 april 2012

Kitsch verkoopt


Hans Aarsman houdt niet van mooie foto's. Een foto moet registreren, niet meer en niet minder. Als je een foto maakt van iets wat interessant is, heb je een interessante foto. Zo simpel is het. Veel fotografen willen ‘schilderijtjes’ maken met een uitgekiende compositie en mooi licht. Dat is Aarsman een gruwel. Helemaal als die foto’s dan ook nog eens worden ingelijst.

Hans Aarsman (1951), die onlangs te gast was in het tv-programma ‘Brands met boeken’, werkte als fotojournalist, maakte fotoboeken, kreeg een belangrijke fotografieprijs en is vertegenwoordigd in de collectie van het Nederlands Fotomuseum. Een cv waar menige fotograaf jaloers op zal zijn. Toch is hij jaren geleden gestopt als professionele fotograaf. Het stoorde hem dat hij niet los kwam van die vermaledijde schilderkunstige esthetiek. Tegenwoordig maakt hij hooguit nog foto’s met zijn iPhone, maar dan alleen om iets grappigs of bijzonders vast te leggen, of iets wat hem dierbaar is.

Volgens Aarsman is de voorkeur voor het maken van mooie foto’s ontstaan doordat de fotografie uitgevonden is toen de schilderkunst al lang en breed bestond. De eerste fotografen wilden niet onderdoen voor hun schilderende kunstbroeders. Die neiging naar het artistieke zit er volgens Aarsman bij fotografen nog steeds in. Volgens mij is dat iets te simpel geredeneerd. 

Artistiekerig
De fotografie kwam op in de tweede helft van de negentiende eeuw. Aanvankelijk maakten fotografen vooral portretten, stadsgezichten en af en toe een stilleven. Het is logisch dat ze daarbij leunden op schilderkunstige tradities waarmee ze waren opgegroeid. Toch zijn die eerste professionele foto’s niet artistiekerig of quasi schilderachtig. Een vroege Nederlandse fotograaf als Pieter Oosterhuis  (1816-1885) registreerde bijvoorbeeld helder en precies de grote waterstaatkundige werken van zijn tijd.

George Davison, The onion field (1890)
De eerste decennia is fotografie hét middel om de wereld zo natuurgetrouw mogelijk in twee dimensies te reproduceren. Rond 1900 wordt de fotografie ook ontdekt als kunstzinnig medium en ontstaat er een ‘picturalistische’ stroming. Fotografen spelen met licht en onscherpte en experimenteren in de doka om hun foto’s sfeervoller of expressiever te maken. Naast de min of meer objectieve, registrerende vorm van fotografie ontstaat een genre waarbij de nadruk ligt op persoonlijke expressie. Het echte picturalisme raakt weer uit de mode maar subjectieve, op expressie gerichte fotografie bestaat nog steeds.

Of de fotograaf nu uit is op registratie of op expressie (of een combinatie daarvan) in alle gevallen wil hij een beeld maken dat het aanzien waard is. Daarbij spelen esthetische criteria een rol; dat kan niet anders. Alleen kiekjesmakers die van toeten noch blazen weten, fotograferen zonder enig esthetisch bewustzijn; als het er maar op staat. Goede fotografen onderscheiden zich door een effectieve, originele en authentieke stijl. In die zin is er niets mis met ‘mooie’ foto’s.

Piëta
Anders wordt het als fotojournalisten gaan stileren en de rauwe werkelijkheid overgieten met een esthetisch sausje. Ik ben het volledig met Hans Aarsman eens dat zulke foto’s het publiek misleiden en de indruk kunnen wekken ‘dat het allemaal wel meevalt’. Als voorbeeld van zo’n ‘geruststellende’ foto noemde Aarsman in het gesprek met Wim Brands de World Press foto van het jaar 2011, gemaakt door de Spaanse fotograaf Samuel Aranda (1979).

foto Samuel Aranda
Aranda maakte de foto op 15 oktober 2011 in Jemen. Op de foto zien we een gesluierde vrouw die het naakte bovenlijf van een man tegen zich aandrukt. Volgens het bijschrift zijn het Fatima al-Qaws en haar achttienjarige zoon Zayed. De jongen had deelgenomen aan een betoging waarbij traangas was gebruikt. Het beeld doet sterk denken aan een ‘piëta’, de klassieke afbeelding van Maria met de dode Christus op haar schoot. Het verbaast me niet dat een internationale jury van ‘leading experts in visual journalism’ zo’n kitschbeeld tot persfoto van het jaar verkiest. Zulke foto’s doen het nu eenmaal goed in de media want ze raken een gevoelige snaar zonder confronterend te zijn. Daarmee trek je kijkers en lezers, en adverteerders.

Er is niets mis mee als fotografen mooie foto’s maken. Maar fotojournalisten moeten oorlogen of andere ellende niet presenteren in de vorm van ‘schilderijtjes’ of quasi religieuze plaatjes die het volk troosten of geruststellen. Zij moeten het de wereld tonen zoals die is, zonder opsmuk. Dat is wel zo eerlijk, al vrees ik dat het weinig uithaalt. Oorlog en ellende zullen er altijd zijn; daar verandert de fotografie niets aan. Religie trouwens ook niet.

Wat is er mis met een mooie foto? (foto Sietse Postma 2012)